Welkom bij de website van Henk Rikkert
WelkomAmsterdamFrieslandPortrettenPrijzenKlassiekModernKleurLinkseShop
Kleurovergangen
Kleurovergangen

Henk Rikkert heeft de 12 delige kleurencirkel gebruikt om de kleurovergangen te perfectioneren om beelden tot de essentie terug te brengen.

 



Henk Rikkert, 1 Kleurovergang Rood Oranje

1 Kleurovergang Rood Oranje




Henk Rikkert, 2 Kleurovergang Oranje Geel

2 Kleurovergang Oranje Geel




Henk Rikkert, 3 Kleurovergang Geel Groen

3 Kleurovergang Geel Geelgroen




Henk Rikkert, 4 Kleurovergang Groen Blauwgroen

4 Kleurovergang Geelgroen Groen




Henk Rikkert, 5 Kleurovergang Groen Blauwgroen

5 Kleurovergang Groen Blauwgroen




Henk Rikkert, 6 Kleurovergang Blauwgroen Cyaan

6 Kleurovergang Blauwgroen Cyaan




Henk Rikkert, 7 Kleurovergang Cyaan Lichtblauw

7 Kleurovergang Cyaan Lichblauw




Henk Rikkert, 8 Kleurovergang Lichblauw Blauw

8 Kleurovergang Lichblauw Blauw




Henk Rikkert, 9 Kleurovergang Blauw Violet

9 Kleurovergang Blauw Violet




Henk Rikkert, 10 Kleurovergang Violet Magenta

10 Kleurovergang Violet Magenta




Henk Rikkert, 11 Kleurovergang Magenta Purper

11 Kleurovergang Magenta Purper






12 Kleurovergang Purper Rood, de kleurencirkel is rond en je mag weer bij 1 beginnen.



Wat is kleur?
Kleur is datgene wat ontstaat als wit licht (bijvoorbeeld door een prisma) gebroken wordt. De kleurenbalk die daarbij ontstaat noemt men spectrum. Er zitten meer kleuren in het spectrum dan wij met het oog kunnen zien: Aan de bovenzijde bevindt zich tenminste nog het infrarood (een kleur die door de huid dringt en verwarmt, het effect van de rode lamp op stijve spieren); aan de onderzijde bevindt zich minstens nog het ultraviolet (verbrandt de huid, zonnebrand).
Ultraviolet licht (u.v.) wordt onder andere in de zeefdrukindustrie gebruikt om bepaalde inkten te laten drogen. De kleuren die wij zien, zijn niet de kleuren die iets heeft, maar de kleuren die het niet kan absorberen en die het daarom terugkaatst.
In de loop van de eeuwen dat de verhoudingen tussen kleuren onderling, harmonie en disharmonie (vloeken), de symboliek en de zintuiglijk (optisch) waarneembare en psychisch ervaren eigenschappen werden bestudeerd, zijn er heel wat kleurenleren ontstaan.

Newton
Newton noemt primaire (rood, geel, blauw), secundaire (oranje, groen, violet), en tertiaire of vuile kleuren (de tertiaire ontstaan door menging van alle drie de primaire, of van twee secundaire kleuren: oranje + groen = geelbruin). Twee kleuren die samen de drie hoofdkleuren bevatten, heten complementair (oranje en blauw bijvoorbeeld, aangezien oranje is samengesteld uit rood en geel).
Verder worden kleuren nog verdeeld in warm en koud: warm zijn rood, geel, geelgroen, en de kleuren waarin rood gemengd is; koud zijn blauwgroen, blauw, violet (blauw en de blauwen). Groen ligt in het midden en kan bij beide horen.
Theoretisch gezien zijn zwart en wit geen kleuren [zwart is het ontbreken van licht(reflectie), wit is de totale reflectie], zij zijn achromatisch, zonder kleurtoon. Toch worden zij, en de tussen hen in hangende grijzen, wel kleur-benoemd: de neutralen. Hiertoe worden ook goud en zilver gerekend.
Complementaire kleuren leveren een harmonieus effect op. Een harmonieuze kleursamenstelling krijg je ook bij het gebruik van opvolgende kleuren: donkerblauwe tekst op lichtblauw papier, met bijbehorende illustraties en ornamentiek in een tussenliggende tint.
Kleuren kunnen ook nog dekkend zijn of transparant (hierop kom ik terug bij inkt). Het effect van 't gebruik van transparante inkt op papier is dat de papierkleur een soort vermenging aangaat met de inktkleur.

Ostwald
Ostwald deelt zijn kleurencirkel in acht hoofdkleuren, overeenkomend met de kleuren uit het zonlichtspectrum, die hij als volgt rangschikt: geel, oranje, rood, violet, ublauw (ultramarijn blauw), ijsblauw, zeegroen, loofgroen. Deze acht noemt hij de bonte kleuren. Die acht hoofdkleuren deelt hij weer in drie, de nuances, met als gevolg dat zijn kleurencirkel dus 24 kleuren bevat. Alle zogenaamde grijskleuren (van wit tot zwart) noemt hij niet-bonte kleuren. Zwart is, heeft hij aangetoond, gevoeliger voor bijmenging met wit, dan wit voor bijmenging met zwart.
Ostwald ontwierp een soort magische driehoek, met als hoekpunten kleur, wit, zwart, waarbij elke zijde in acht stappen of trappen was verdeeld, zesendertig mengverhoudingen in totaal, waarvan achtentwintig kleur, zwart en wit bevatten, en acht alleen zwart en wit. Aangezien er volgens hem vierentwintig kleuren zijn, zijn er dus gemakkelijk 24 x 28 = 672 kleurschakering en te maken, die samen met de 8 resterende grijzen 680 voor ons oog waarneembare kleuren opleveren.

Itten
Johannes Itten liet in 1960 zijn kleurenleer (Kunst der Farbe) verschijnen, met daarin een twaalfvakkige kleurencirkel, waarin hij naast de primaire en secundaire kleuren van Newton, zes tertiaire kleuren (gemengd uit primair en naastgelegen secundair) aangeeft: geeloranje, roodoranje, roodviolet, blauwviolet, blauwgroen en geelgroen. De in deze kleurencirkel tegenover elkaar gelegen kleuren zijn complementair. Itten brengt in zijn werk zeven kleurcontrasten aan: (a) kleur-tegen-kleur, (b) licht-donker, (c) koud-warm, (d) complementair, (e) simultaan, (f) kwaliteit, (g) kwantiteit. Daarnaast behandelt hij een aantal kleurakkoorden: tweeklanken (de complementaire kleuren), drieklanken, vierklanken, zesklanken, enzoverder.
Ittens kleurenleer en die van Ostwald bijten elkaar. Bijvoorbeeld op het vlak van complementaire kleuren, en de menging daarvan:
Itten: blauw + oranje = grijs;

Itten Kleurencirkel

Ostwald: ublauw + geel = groenig.

En Ostwald betrekt in zijn leer niet het effect van het nábeeld en het simultaanverschijnsel.
De elders genoemde triade komt gedeeltelijk overeen met Ittens drieklank, maar hierbij wordt ook zwart als kleur betrokken.

Gerritsen
Gerritsen (1975) stelt dat de eerder genoemde kleurencirkels gebaseerd zijn op de eigenschappen die kleurvermenging van (op 'n bepaald moment beschikbare) inkten of verven. Als men een bepaalde kleur niet uit andere verven kon mengen, ging men er vanuit dat het hier een ondeelbare of primaire kleur betrof. Daaruitvolgend stelde men dat die eigenschappen gelijk waren aan de wetten van het zien. Kleurharmonie en kleurcontrast werden op diezelfde schijnwetten gebaseerd.
We gaan weer terug naar het begin van dit hoofdstuk: we breken het licht weer door een prisma, maar nu gaan we experimenteren met de diverse lichtkleuren. We bundelen er een paar door wat met spiegeltjes te goochelen. Er ontstaat een mengkleur, die lichter is dan de twee originele kleuren. Zo geeft donker-paarsblauw gemengd met groen een lichte blauwgroene kleur, het cyaan. Hetzelfde donkerblauw samengevoegd met rood geeft een lichtpurper, het magenta. Nu vermengen we groen en rood, en er ontstaat geel. Bundelen we het donkerblauwe licht met dit geel, dan ontstaat een witte lichtvlek. Het bundelen van lichtkleuren noemen we additie (verderop kom ik daar op terug).
In grote lijnen werkt ons oog ook zo met licht.

Wat is zien?
Er is licht dat op een voorwerp valt; het voorwerp absorbeert en reflecteert een deel van het spectrum; het oog analyseert de teruggekaatste lichtenergie, en zendt de gegevens door naar de hersenen; de hersenen bouwen van alle doorgeseinde gegevens een beeld van een wereld waarvan wij onderdeel zijn.
Licht bestaat uit een samenraapsel van golflengtes. Elke apart zichtbare kleur bestaat uit minstens een golflengte. Ons gezichtszintuig heeft drie gevoeligheidsgebieden voor wat betreft golflengtes in het spectrum: kort-, midden- en langgolvig. (Deze korte, midden- en lange golven zijn niet dezelfde als de radiofrequenties, maar zijn wel ook energiegolven.) De korte golf uit het spectrum geeft ons de kleursensatie ultramarijnblauw, de middengolf groen, en de lange golf rood. Door te variëren in de intensiteit en de combinatie van deze golfsoorten ontstaan andere kleursensaties. De originelen (rood, groen, blauw, RGB) zouden we de oog-primairen kunnen noemen.
De hierboven gevonden kleuren, immers combinaties van steeds twee oog-primairen, (cyaan, magenta en geel) noemen we de oog-secundairen. Eigenlijk zijn alle niet-primaire kleuren, ontstaan uit een combinatie van twee oog-primairen, oog-secundairen, zodat we cyaan, magenta en geel beter bijzondere oog-secundairen kunnen noemen (beide oog-primairen zijn gelijkwaardig aanwezig).
Als we alle drie de oog-primairen gelijkwaardig combineren of activeren, ontstaan de zogenaamde oog-tertiairen. De meest bekende is wit (alle drie de oog-primairen gelijkwaardig en zeer intensief). Als we de intensiteit van alle drie de oog-primairen gelijkelijk verminderen, dan ontstaan de zuivere grijstinten, tot we uiteindelijk (bij intensiteit 0%) uitkomen bij zwart. Deze reeks (wit - grijzen - zwart) noemen we de bijzondere oog-tertiairen. Door te gaan goochelen met de intensiteit en het activeringspercentage van een of meer van de drie primairen, ontstaan alle andere oog-tertiairen.
In feite zijn alle kleuren die wij zien oog-tertiairen, omdat ze allemaal zijn samengesteld uit alle drie de golflengtes (ook al kan het activeringspercentage van een of meer golflengtes best bijna 0 zijn).
Als de drie oog-primairen in evenwicht zijn, (als dus niet een of twee domineren,) noemen we dit neutraal, en we omschrijven dit met kleur is 0. De bijzondere oog-tertiairen zijn allen neutraal; wit noemen we neutraal is 100, zwart gaat gebukt onder de naam neutraal is 0.
Bovendien is bij zwart natuurlijk ook nog eens kleur is 0. Rood, groen en blauw kunnen we benoemen als kleur is 100, neutraal is 0; cyaan benoemen we als blauw is 100, groen is 100, neutraal is 0, magenta en geel heten dan vergelijkbaar. Bij de tertiaire oogkleuren treden verschuivingen in de percentages op, meestal zowel wat betreft kleur als neutraliteit.

We kunnen kleuren op drie manieren samenstellen:
additief, subtractief en partitief.
additief
Bij additief projecteren we lichtbundels van verschillende golflengtes, intensiteit en activering op / over elkaar heen (groen + rood = geel). Op deze manier wordt bijvoorbeeld een lichtplan voor een balletvoorstelling gemaakt. De mengkleur is steeds lichter dan de samenstellende kleuren. (beginsituatie is een wit weerkaatsend scherm, waar géén licht op valt: zwart dus.)

subtractief
Bij subtractief verhinderen we een of meer golflengtes geheel of gedeeltelijk om hun licht te laten schijnen (wit - groen = magenta). Transparante kleuren worden over elkaar gezet, bijvoorbeeld bij aquarel (rood met groen geeft bruin). Hier is de mengkleur donkerder dan de samenstellers. (beginsituatie is een witreflector in het volle licht: wit dus.)

partitief
Bij partitief (gemiddelde of optische menging) plaatsen we meerdere kleuren in zeer kleine porties/ kleurvlakjes naast elkaar, het resultaat is een gemiddelde (rood met groen geeft oker).
De basiskleurencirkels additief en subtractief zijn gelijk, alleen de manier om er te komen, verschilt.

Samenvattend: (additief) geel met (subtractief) bruin geeft (partitief) oker.
Elke kleur is in drie factoren te ontleden / omschrijven: kleurtoon, lichtheid en verzadiging.
Gerritsen ontwierp daarvoor 'n ruimtelijk kleurdiagram, waarvan de verticale as de lichtheid aangeeft (wit boven, 100, zwart onder, 0). Om de lichtheidsas is een aaneengesloten waaier van kleurvlakken aangebracht.
Elk blad van die waaier bevat een kleurtoon, met van boven naar beneden (afnemend) de lichtheid van die toon, en van buiten naar binnen (de as) de kleurverzadiging, aan de buitenkant is die 100, aan de as 0.

Info uit de proefpers. Zie voor meer info: http://www.de-proefpers.nl/

WelkomAmsterdamFrieslandPortrettenPrijzenKlassiekModernKleurLinkseShop